De Amsterdamse wethouder voor onderwijs, Lodewijk Asscher, strijdt voor het verhogen van de kwaliteit van het Amsterdamse basisonderwijs. Begin december 2011 presenteerde hij zijn nieuwste initiatief, de eerste Amsterdamse Kwaliteitswijzer voor het basisonderwijs. Alle goede bedoelingen ten spijt, zou Asschers kwaliteitsslag naar ons idee echter op den duur wel eens een kaalslag kunnen worden.
Het beste onderwijs voor de kinderen in Amsterdam. Dat is een ambitie die wij delen met Asscher. Het basisonderwijs vormt immers het fundament van een nieuwe generatie inwoners. Geen kans mag onbenut blijven om de talenten van kinderen tot volledige ontwikkeling te laten komen. Voor henzelf niet, voor de stad niet en voor de toekomstige samenleving niet.
De kwaliteit van het basisonderwijs, de kwaliteit van leraren en het ontwikkelingsniveau van leerlingen heeft de aanhoudende aandacht van de wethouder. Hij maakt daartoe afspraken met de grote Amsterdamse schoolbesturen. Scholen nemen deel aan de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA) waarmee het handelen van de leraar in de klas kritisch onder de loep wordt genomen en verbeterd. Er worden afspraken gemaakt over het verhogen van de scores van scholen op de Cito-eindtoets. In de nieuwe Kwaliteitswijzer worden gegevens over de scholen en de resultaten van hun leerlingen gepubliceerd zodat ouders een volledig beeld over de scholen kunnen vormen.
Het bundelen van gegevens over basisscholen in een kwaliteitswijzer is op zichzelf niet verkeerd. Ook wij vinden het belangrijk dat scholen open en transparant zijn over het onderwijs dat zij bieden en wat hiervan de opbrengsten zijn. De maatschappij mag van scholen verwachten dat zij hierover publiekelijk verantwoording afleggen. Het probleem is echter wel dat met de kwaliteitswijzer de indruk wordt gewekt dat de kwaliteit van scholen kan worden bepaald op basis van de gegevens die nu worden gepresenteerd. Maar de vraag is of er wordt gemeten wat de samenleving belangrijk vindt, of dat de school belangrijk moet gaan vinden wat gemeten kan worden?
Onderwijs voor de toekomst vraagt om inzicht in de vormgeving van het onderwijs voor álle kinderen in Amsterdam. Het vraagt om een onderwijspedagogische visie waarin kinderen geweldig leren lezen, schrijven en rekenen, maar tegelijkertijd ook leren om hun maatschappelijke taken in een veranderende samenleving te kunnen vervullen. Een aanpak waarin vanaf de start in de voorschool basisvaardigheden op een betekenisvolle wijze verworven kunnen worden. Scholen kunnen dat soms goed en soms minder goed. Dat is afhankelijk van de leraren. Niet van de onderwijsmethoden, de ICT-middelen of de Citohulpboeken en -leerlingvolgsystemen.
De kwaliteitswijzer versmalt de kijk op kwaliteit van onderwijs. Asscher en de schoolbestuurders lopen hierdoor het gevaar dat hun kwaliteitsslag uiteindelijk een kaalslag blijkt doordat scholen zich onder druk van buiten verplicht gaan richten op het eenzijdig verhogen van de scores van leerlingen op basisvaardigheden op voorgeschreven toetsen. De wettelijke taak van basisscholen met betrekking tot de persoons- en burgerschapsvorming is het kind van de rekening. Het doorvoeren van smalle afrekeningen zal de kwaliteit van het basisonderwijs in de breedte aantasten en met name de zwakkere leerlingen zullen daarmee in een minder inspirerende leeromgeving terechtkomen.
De schoolbesturen werken samen met de wethouder, terwijl veel schooldirecties de kwaliteitswijzer een gemankeerd instrument vinden waarbij scholen tegen elkaar worden uitgespeeld. Uit niets blijkt dat er serieus geluisterd wordt naar de noden van leraren en hun directies. Een teken des tijds, dat wel. Een tijd waarin de bestuurder op afstand het voor het zeggen heeft gekregen. Dat wethouder Asscher dit faciliteert is teleurstellend. We hadden meer van hem verwacht. Beter onderwijs dat de kwaliteit van onderwijs duurzaam verhoogt en borgt, vraagt om een pedagogische definitie van opbrengsten in een oprechte dialoog met de werkvloer én met de ouders.