Wim van Heteren is leerkracht van groep 8 op basisschool De Schakel in Nieuw-Lekkerland. Hij doet verslag van het thema ‘Blowing in the wind’. Dit is zijn vijfde bericht over dit thema. Wim beschrijft zijn praktijken ook op zijn eigen website. Janneke Hagenaar werkt als nascholer bij De Activiteit. Janneke reageert op de beschrijvingen van Wim.
Vorige week is collega Jaco in de groep gestart met tekst van de week. In die tekst willen we graag historische feiten aan bod laten komen. In het kader van het thema ”blowing in the wind” zagen de leerlingen een fragment van watersnood van 1953. In het fragment zien de leerlingen een man, turend over het water. Wat heeft deze man meegemaakt, acht jaar na de oorlog? Jaco is met deze opdracht gestart. Een paar leerlingen maken vorderingen en menen “klaar” te zijn. Daar denken wij toch iets anders over.
Drie kinderen lezen daarom hun verhaal voor waarbij de opdracht is dat er door de anderen kritisch geluisterd moet worden. Ik stel verschillende vragen: ontstaat er een climax in het verhaal, klopt de zinsopbouw, is er voldoende emotie of is het een aaneenrijging van feiten enz. De kinderen die “klaar” waren gaan nu ineens op een andere manier aan het werk. Op het moment van dit schrijven heb ik drie lessen tvdw achter de rug en is het nog niet af. In die lessen heb ik gebruik gemaakt van de vier stappen methodiek. (Zie reactie van Janneke Hagenaar op de weblog van week 1).
Een van de verhalen komt in De Schakelaar, het maandblad van De Schakel. We besluiten ook om de verhalen in boekvorm te maken zodat tijdens de presentatiemiddag de verhalenbundel te zien is voor de bezoekers. Ik merkte dat nadat ik een doel gesteld had, er veel nauwkeuriger werd gewerkt. Waarom heb ik dat eigenlijk niet eerder aangegeven? Tijdens de presentatiemiddag is het de bedoeling dat het lokaal omgebouwd wordt tot een “Kenniscentrum”.
Vandaag geef ik een mini-les om toch meer diepgang te geven. Ik geef de lessen om nieuwe impulsen aan te brengen maar ook om kennis mee te geven. Wat hield die storm in en welke factoren kwamen op 31 januari 1953 samen. Waarom was het eerste Deltawerk bij de Hollandse IJssel? Aansluitend voer ik een discussie met de groep over de voor- en nadelen van de Deltawerken. Is er nu wel voldoende veiligheid of..
Met de collega’s Pauline, Arina en Linda overleg ik over het gebruikt van het portfolio. Hoewel dat zich nog in een pril stadium bevindt zien we daar veel uitdaging in. We ervaren alle vier dat het niet alleen voor de ontwikkeling is van de leerling maar ook van de leerkracht. Wel moeten we er op letten dat er voldoende tijd voor vrij wordt gemaakt. De kinderen zijn er ook trots op en vinden het prettig om het te gebruiken. Het zou mooi zijn als we bij de volgende ouderavond het portfolio kunnen laten zien in plaats van woordpakket X. Over twee weken overleggen we weer en evalueren we onze bevindingen.
De kinderen gaan weer verder met hun onderzoek met twee groepjes heb ik een overleg. Leerlingen nemen hun portfolio mee en we nemen een aantal pagina’s door die relatie hebben met het onderzoek. We bespreken de doelen en soms scherp ik de onderzoeksvragen aan. Wat wil je nog meer weten, waar ben je nu werkelijk nieuwsgierig naar? Twee leerlingen willen graag iemand vragen om te vertellen over de watersnood. Dat betekent een afspraak maken en ook: wat wil je weten en welke vragen stel je? Genoeg werk en de leerlingen noteren dat ook in hun werkplan.
Er vindt ook experimenteel onderzoek plaats. Een windmeter wordt gemaakt. Hardop hoor ik een leerling denken: “En hoe werkt een barometer?” Ik laat kinderen zien hoe ze hun gegevens kunnen verwerken in Microsoft Excel. Ik zie dat als toevoegen van nieuwe handelingsmogelijkheden (Impuls 4). Sommige leerlingen zijn al bezig met het maken van informatiefolders in Microsoft Publisher.
Matthias heeft samen met zijn vader een windmolen gemaakt die vanuit het aandrijven van de molen, licht produceert. Ook via dit medium een compliment waard want hij heeft dit met zijn vader thuis gemaakt. Het was voor mij een complete verrassing toe het resultaat de school binnen gebracht werd. Er ontstaan een paar vragen: hoeveel mensen profiteren hiervan als een echte windmolen draait en energie geeft? Hoeveel windmeters heeft Nieuw – Lekkerland nodig? Hoe sla je energie op want het waait niet iedere dag. Nieuw onderzoek wat Matthias en Corné gaan uitzoeken. Ook zijn ze inmiddels diverse groepen in geweest om uitleg te geven hoe hun windmolen werkt.
Ik probeer in het algemeen met de leerlingen de lijnen zo kort mogelijk te houden: voorkomen dat het onderzoek verslapt en er tijd verloren gaat. Dat betekent dat de leerlingen zo nauwkeurig mogelijk gevolgd moeten worden. Schriften nakijken tijdens het “zelfstandig werken” is er niet bij, bij OGO. De leerkracht neemt deel aan het proces.
De ambulante dag staat in het teken van de komende beoordelingsgesprekken. Als managementteam hebben we een lijst ontwikkeld met indicatoren die voldoet aan de wet BIO en die ook voldoende OGO in zich heeft. Die lijst wordt als instrument gebruik en al leidraad tijdens de beoordelingsgesprekken. Ons overleg wordt geïnterrumpeerd door twee studenten die een onderzoek willen houden over de opbrengsten binnen OG0. Zij zoeken een OGO school (Wij zijn een school in ontwikkeling) die tevens gebruik maakt van Horeb. Die combinatie is nog schaars te vinden in onze omgeving. Hoe kan het eigenlijk dat scholen die pretenderen OGO te geven, geen gebruik (willen) maken van een OGO instrument?…
Als ik even mijn groep binnenstap is Jaco bezig met een geschiedenisvertelling. Dat schiet er nog wel eens bij in en dat moeten we zeker niet vergeten binnen OGO.
Ha Wim,
Ik ben weer helemaal ‘bij’ na deze weblog. Om zoekwerk te voorkomen start ik met de informatie die ik eerder schreef over de tekst van de week.
Uitwerking “samen een tekst schrijven”
tekst per week1. start vanuit een gemeenschappelijke ervaring en je let op verschillende betekenissen (bijv.verhaal-vraag-onderzoek), op verhaal komen – mondeling – in 2-tallen / kleine kring.
2. van de mondelinge tekst naar schriftelijke tekst, je zet al je taalmateriaal in: bekende woorden (bv. van het woordveld).
3. de eerste versie bezien: altijd teruglezen, wat doen we ermee, illustreren, reviseren.
4. reviseren, 1 op 1, in de groep, tekst van de week.
5. publiceren en presenteren (tekstenkring).Wat mooi je ontdekking; als jij duidelijk bent is het voor de kinderen ook duidelijk en motiverend. Je boort een motief aan om aan de slag te gaan. Kennelijk heeft het schrijven voor jullie krantje betekenis voor ze, dus gaan ze aan het werk. Dat gaat over je eigen rol als leerkracht. Dat kan zijn:
- Sparring partner – je doet mee, biedt instrumenten aan en helpt reflecteren
- Personal coach – je gaat een bemoedigende relatie aan met de leerlingen en biedt evenwicht naast de gerichtheid op kennis alleen
- Leraar als gids – in grote lijnen weet je de weg, maar je betrekt leerlingen in het uitzetten van de werkelijke route.
In de ontwikkelingsgerichte praktijk is het leerproces een sociaal proces, want:
- Bij het leren worden ‘tools’ (instrumenten, conceptuele artefacten zoals begrippen, regels, symbolische modellen) gebruikt. Of je maakt je deze tools eigen. Deze tools zijn product van menselijke creativiteit en interactie en dus echte sociale producten.
- Bij het leren zijn altijd andere betrokken.Vygotskij noemt daarom ‘imitatie’ als de kern van de zone van naaste ontwikkeling.
- Leren is altijd contextgebonden; de contexten waarbinnen kinderen leren of handelen zijn een product van de cultuurgeschiedenis.
- Kinderen voeren steeds doelgerichte interactie met elkaar en met volwassen cultuurdragers.
Dat lees ik in je beschrijving van de windmolen. Ik denk dat het experiment een thema op zich kan worden. Er komen tal van interessante kwesties naar voren. Met volop kansen om te leren hoe je gaat deelnemen aan een betekenisvolle sociaal culturele activiteiten.
Tot slot citeer een stukje uit Burgerschapsvorming en identiteitsontwikkeling, in hoofdstuk 2 schrijven Bea Pompert en Niko Fijma:
Het uiteindelijke doel van onderwijs is persoonsontwikkeling in de volle breedte en diepte. Onderwijs dat kinderen adequaat leert participeren en reflecteren. ( zie jullie werk aan het kindportfolio). Persoonlijk zinvol leren betekent identiteitsontwikkeling ( Wardekker, 1997).Samen participeren betekent ook samen reflecteren en dat gaat het beste in actuele en interessante thema’s. Wanneer je samen werkt in en aan een leergemeenschap en waarin er alle ruimte is om actief te handelen. Al doende leert men, toch?
Dus… veel actie gewenst de komende week.
Janneke